- Bekijk de tekst oriënterend.
- Hoe ziet de buitenkant van de tekst eruit?
De buitenkant van de tekst bestaat uit de titel, de eerste alinea, de deeltitels, de afbeeldingen, wie de tekst geschreven heeft, wat de bron is.
- Vraag jezelf af: waar gaat deze tekst over, wat is het onderwerp van de tekst.
- Hoe ziet de buitenkant van de tekst eruit?
- Markeer
- de inleiding en het slot
en schrijf op de goede plek op het tekstblad inleiding en slot.
- de kernzin(nen) van iedere alinea – ook van de inleiding en het slot.
De kernzinnen zijn vaak de eerste en/of tweede regel van een alinea. Het kan ook de laatste regel van de alinea zijn.
- de inleiding en het slot
- Staan er moeilijke woorden in de tekst, woorden die je nog niet kent?
Onderstreep deze woorden, probeer de betekenis van de woorden uit de context te halen of gebruik de woordhulp.
Als er een woordenboek beschikbaar is, mag je dit gebruiken. - Lees de vragen bij de tekst door.
- Neem de tijd om de tekst intensief te lezen.
- Maak de opdrachten.
Please follow and like us: